Selecteer een pagina

De trompettist (8/14)

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis.

        In die paar weken dat ik (42 jaar) nu bij deze fanfare speel, is het lastig geweest om contact te maken. Dat ligt ook aan mijzelf. Wat weten mijn medemuzikanten bijvoorbeeld van de ruzie die ik had bij de fanfare in de stad; die de aanleiding vormde om daar weg te gaan en hier in het dorp te gaan blazen? Ik weet dat de broer van de kornettist bij mijn oude vereniging speelt. De kans is dus groot dat de kornettist op de hoogte is. Ik merk dat ik het contact met hem nog een beetje vermijd, hier op de achterste rij.

         Vorige week hoorde ik dat de bariton saxofonist dezelfde soort problemen heeft als ik had bij de fanfare in de stad. Ik heb al even oogcontact met hem gezocht aan het begin van de repetitie. Misschien moet ik eens met hem praten. Of misschien toch nog maar even niet doen.

         Zouden ze al weten dat ik lesbisch ben? Waarom vraag ik me dat eigenlijk af? Waarom zou ik me moeten introduceren als lesbo? Dat doet een hetero toch ook niet als zij ergens nieuw is? Is dat de angst dat homoseksualiteit verkeerd zal vallen in een dorp?

         Gelukkig komt het volgende muziekstuk nu op de lessenaar, Bist Du Bei Mir, en kan ik mijn trompet laten spreken. Het is een eigenaardig en oubollig stuk, maar ik merk dat er in het orkest van alles gebeurt tijdens het spelen ervan, veel meer dan tijdens alle andere stukken die ik de afgelopen weken met ze heb gespeeld. In de manier waarop de kornettist zijn halve noot inzet, en daarmee gevoelig het bedje spreidt voor mijn melodielijn, merk ik dat het wel goed zit tussen ons.

De melodielijn speel ik samen met de bugelist. Na een seconde hebben we elkaar al gevonden en weten we van elkaar hoe we de melodielijn willen inkleuren. Ik heb de afgelopen weken nog geen woord gewisseld met hem, maar deze melodielijn is een betere kennismaking dan welk woord dan ook voor elkaar zou krijgen. De verrukte blik van de dirigent richting de bugelist en mij is de bevestiging daarvan.

Ik kijk naar de alt saxofonist en weet wat hij denkt: “wat een stom ouderwets muziekstuk!” Als achttienjarige wil je zo’n stuk niet spelen, weet ik uit eigen ervaring, en al helemaal niet als eigenlijk beloofd is om in deze periode alleen swingende muziek te spelen voor het promconcert. Nu we aan het eind zijn van Bist Du Bei Mir besluit ik hem daarom een bemoedigende knipoog te geven, zo van: kop op, dat heb je ook weer overleefd, volgende week gaan we lekker popnummers spelen samen met de band.                  

         Drie minuten geleden twijfelde ik nog volop hoe ik in contact moest komen met mijn medemuzikanten en nu, na Bist Du Bei Mir, heb ik sterk het gevoel dat we elkaar al goed kennen. Ik loop al een tijdje mee in orkesten, maar weer heb ik me laten verrassen door de kracht van muziek. Waarom vergeet ik toch altijd dat ik daarop mag vertrouwen, en op de zeggingskracht van mijn geliefde trompet? Ik hoor erbij, opeens weet ik dat zeker.

De bugelist (7/14)

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis.

Ik (53 jaar) kan mijn ogen nauwelijks openhouden. Het was weer druk op de werf. Er moest een luxe jacht af voor een Rus, en ik heb de hele dag nog aan de motor daarvan gesleuteld. Ik heb mijn moeder trouwens gemist vandaag. Meestal komt ze iedere dag nog even binnenlopen op de werf. Nu weet ik het weer, ze moest naar de dokter, of zoiets. Gelukkig zie ik dat ze achter haar bas zit. Ze leeft dus nog.

Het stuk dat we nu aan het repeteren zijn helpt ook niet mee om wakker te blijven. Bist Du Bei Mir is zo makkelijk en heb ik al zo vaak gespeeld. Het is één van de eerste stukken die ik speelde op de eerste bugel. Ik weet nog hoe de vader van de baritonist me als dertienjarig broekie lesgaf, en ik samen met hem de melodielijn van dit stuk oefende. Hij was streng, autoritair, en helemaal niet opgeleid als muziekdocent, maar eerlijk is eerlijk: die bakker wist wel hoe een bugel moest klinken en hoe je er emotie mee kon overbrengen. Ik heb daar nog dagelijks profijt van. Zoals nu bij Bist Du Bei Mir. Ik weet precies hoe ik dat melodielijntje moet spelen om de gevoelige snaar te raken. Ik ben soms net een hoer, met mijn warme bugelklanken.

Als ik me verveel, en dat gebeurt snel, ben ik geneigd om opmerkingen en grappen te gaan maken. Op het werk doe ik niet anders en ook nu, tijdens Bist Du Bei Mir, kan ik me maar net inhouden. Recht tegenover me zitten de alt saxofonist en mijn dochter: de sopraan saxofonist. De alt saxofonist wil maar al te graag dat ik er een oneliner uit gooi, dat zie ik in zijn ogen. Tegelijkertijd zie ik mijn dochter waarschuwend naar me kijken; hoogst irritant vindt ze me als ik zo luidruchtig doe. Toen de oude bakker nog naast me zat was het altijd spannend. Die was ook niet van mijn opmerkingen gediend en sprak dat vaak hardop tegen me uit tijdens de repetitie. Dat ik die opmerkingen ook nog eens recht onder de neus van de dirigent maakte, vond hij al helemaal niet kunnen. Wat ging die man toch doodserieus en gezagsgetrouw door het leven. Altijd vooraan in de kerk met de hele bakkersfamilie muisstil naar de merkwaardige preken van de pastoor aan het luisteren. Als wij al in de kerk waren, dan zaten we achterin mensen aan het lachen te maken en snoepjes te eten.

Merkwaardig genoeg kom ik tijdens repetities altijd weg met mijn luidruchtige gedrag. Dat zal met de status en uitstraling van mijn botenfamilie te maken hebben, hier in het dorp. En ik kan muzikaal natuurlijk dingen repareren en compenseren. Zoals nu. Ik zie hoe de dirigent weg zwijmelt bij de gevoelige manier waarop ik de woorden Bist Du Bei Mir muzikaal vertaal. Zij heeft mij nodig om het intense karakter van dit muziekstuk tot leven te laten komen. Op dit soort momenten is niet zij, maar ben ik in control. Eerlijk gezegd maak ik wel eens misbruik van mijn machtspositie ten opzichte van de dirigent. Dat is niet OK, dat weet ik, en ook niet eerlijk, vooral omdat zij nog zo jong is.  

Opgelucht ben ik dat het me is gelukt om tijdens Bist Du Bei Mir mijn mond te houden. Ik weet hoe gevoelig grappen en grollen over en tijdens dit nummer zijn voor sommige muzikanten. Dit was het laatste nummer dat we zouden repeteren vandaag. De dirigent zal de repetitie dus wel gaan beëindigen. In mijn hoofd zit ik al aan de bar.         

Maar wat zegt de dirigent nu? Ze wil nog even ingaan op de tekst van Bist Du Bei Mir, hoor ik haar zeggen. Dit college ga ik niet meer trekken, dat voel ik meteen. Ze probeert uit te leggen wat de twee zinnen “Bist Du Bei Mir, Geh ich mit Freuden zum Sterben” betekenen, maar dat gaat nogal moeizaam. Voordat ik het zelf doorheb, floep ik het er al uit: “Geh ich mit Freuden zum Sterben? Nein, geh ich mit Freunden zur Bar! Vier bier bitte!” Daarmee is de repetitie alsnog beëindigd.

De slagwerker (6/14)

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis.

Vanachter mijn drumstel kijk ik (33 jaar) naar haar. De laatste weken is het onrustig in mijn hoofd. Volgens mij twijfelt ze. Dat intense dat ze heeft, dat me zo kan optillen, is minder als we met elkaar praten of vrijen. We hebben sowieso minder vaak seks. Zou ze alweer op me uitgekeken zijn? Zal zich weer iemand anders hebben aangediend? Die vragen spoken constant door mijn hoofd. Ook nu.   

Ze is de mooiste, meest excentrieke en meest gewilde vrouw van het dorp. Haar grote lichte ogen, het zwart krullend haar dat speels haar brede schouders versiert, met daaronder een goddelijk lijf. Ze is schoonheid van top tot teen. Als telg van de botenfamilie is zij ook nog eens één van de bekendste dorpsbewoners. Zij is de eyecatcher van het orkest, op de eerste stoel, vol in het zicht van het publiek. De mensen in de zaal kijken eerst naar haar en dan pas naar de rest van het orkest, zeker weten. Ook voor ons muzikanten is zij dé vrouw. Met haar sopraan saxofoon is zij uitgesproken en dominant met haar muziek. Je kunt niet om haar heen.

Ik snap nog steeds niet dat ik het heb aangedurfd om, een jaar geleden, haar af te pakken van de barman van het gemeenschapshuis. Ik ben lang niet zo knap, welbespraakt en outgoing als hij. Maar toch gebeurde het, leunend tegen het hek van het kerkhof: het was magisch. Sindsdien hebben we een relatie. Deze vrouw is mijn vriendin. Als ik dat in gedachten uitspreek, kan ik het nog steeds niet geloven. 

De eerste maanden waren ongelofelijk. We gingen in elkaar op. De vonken vlogen ervan af. Zoals die ene keer in het materiaalhok van de fanfare. Het was zo eng, maar ook zo bevrijdend om zover buiten mijn comfortzone te gaan. Het gevoel van dat moment heb ik maanden met me meegenomen. Ik voelde me bevrijd door hoe zij met mij omging. 

De laatste tijd krijg ik het weer benauwder. Misschien vindt ze me te saai. Ik ben in alles zo anders dan zij. Ik ben teruggetrokken; geen leider, eerder een volger. Dat zit me ook vaak dwars bij het drummen. Één van de belangrijkste taken van de drummer is om de dirigent te helpen het tempo strak te houden. Je moet het orkest stuwen. Veel slagwerkers houden daarvan, maar voor mij voelt dat tegennatuurlijk. Ik wil juist graag meeslaan in het tempo van de blazers. Ik voel me een buitenbeentje tussen de slagwerkers. Misschien ben ik dat ook weer aan het worden voor de sopraan saxofonist. Misschien vond ze zo’n buitenbeentje wel geil voor de verandering, maar is de lol er nu vanaf.       

De hoornist en de tenor saxofonist zijn ook buitenbeentjes binnen de vereniging, maar zijn toch al heel wat jaren lid. Ik denk vaak: wat houdt hen bij de fanfare? Eerlijk gezegd vraag ik me dat ook weleens af bij mijzelf. Als ik daar rationeel naar kijk, dan heeft het iets te maken met de geborgenheid die een orkest biedt. Dat je kunt opgaan in een groter geheel. Dat vind ik, als timide jongen, fijn. Maar als ik naar mijn hart luister, dan is er maar één antwoord op die vraag: zij, de sopraan saxofonist. Al sinds ik bij het orkest kwam, houdt haar aanwezigheid mij erbij. Sinds we een relatie hebben heeft dat nog een andere dimensie gekregen. Maar als ze het uitmaakt, wat doe ik hier dan nog?

De dirigent vraagt Bist Du Bei Mir op de lessenaar te zetten. Net voordat we aan het stuk beginnen, hoor ik het geluidje van mijn vriendin op mijn telefoon. Ik pak hem uit mijn zak, knip het scherm aan, en zie een berichtje van vier woorden. Dit zijn precies de vier woorden die ik nodig heb. Ik leg de telefoon snel weg, want ik moet gaan drummen. 

Het drummen voelt heel anders. Is dit misschien wat ze bedoelen met het stuwen van het orkest? Tijdens het slaan kijk ik naar de sopraan saxofoon. Daarbij kruist mijn blik die van de alt saxofonist. Even ben ik afgeleid, want hij kijkt weer op zo’n bijzondere manier naar me. Ik denk dat hij ons destijds heeft gezien aan het hek, maar ik heb dat nooit durven checken bij hem. 

Dan kijkt de sopraan saxofonist terug. In haar ogen zie ik dat de vier woorden geen loze woorden zijn, maar dat het haar menens is. Vol energie stuw ik verder.

De trombonist (5/14)

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis.

        Opletten nu, we beginnen aan Bist Du Bei Mir. Dit is het moment om de dirigent te laten zien dat deze kneus meer kan dan ze denkt. Maar dan moet ik (18 jaar) wel stoppen met kijken naar de eerste rij van het orkest. Want daar gebeurt het. Daar zitten de bugelist, sopraan saxofonist en mijn beste vriend: de alt saxofonist. Het zelfvertrouwen en de uitstraling die de eerste twee uit de botenfamilie hebben is ongekend. Daar zal ik nooit bij in de buurt komen. Maar als ik zie hoe mijn vriend is opgebloeid door het contact met die twee, dan is er voor mij misschien ook hoop. Ik ben zo blij dat ik sinds kort soms, na afloop van de repetitie, met die drie van de eerste rij een biertje mag meedrinken. Vanavond speelt PSV in de Europacup. Hopelijk zullen we dadelijk met zijn vieren de laatste minuten daarvan zien aan de bar.

         Eigenlijk heb ik alles aan de alt saxofonist en zijn familie te danken. Als buurjongen van de bakkersfamilie ben ik opgegroeid met hem. Iedere dag voetbalden we voor de bakkerij. We waanden ons Van Bommel en Robben. We gebruikten de garagedeur als doel. Zijn opa was daar niet blij mee, want hij werd gek van het gebonk als hij brood aan het bakken was. Hij verbood het echter nooit. De alt saxofonist en ik waren onafscheidelijk. We gingen samen naar wedstrijden van PSV. Hij was er ook bij toen ik het ongeluk kreeg op de boerderij van een gezamenlijk vriendje, waar een hooischudder mijn hand verbrijzelde. Ook toen kon ik bij de bakkersfamilie terecht. Maar ik moest niet zeuren. We voetbalden gewoon door voor de bakkerij en mijn maatje vond dat ik gewoon moest blijven keepen. Wel kreeg ik een bonuspunt als ik de bal tegenhield met mijn stomp.                     

         Toen de alt saxofonist en ik nog lid waren van de voetbalclub, zaten een paar van onze voetbalvriendjes ook bij de fanfare. Nu zijn we met zijn tweeën over. De voetbalvriendjes hebben allemaal gekozen om alleen nog te voetballen, terwijl wij inmiddels alleen nog bij de fanfare spelen. Mijn vriend mocht niet verder met voetbal van zijn opa en ik kon niet verder. Door de hersenbeschadiging die ik heb opgelopen tijdens mijn geboorte, ben ik motorisch wat onstabieler en trager. Hierdoor kon ik niet meer mee met mijn teamgenoten.

         Mijn moment komt in zicht bij Bist Du Bei Mir. Het is een overgangsloopje van drie noten tussen twee melodielijnen, dat alleen door mij gespeeld wordt. Het is makkelijk te spelen, zelfs voor mij. Eindelijk een moment waarop ik aan de dirigent kan laten horen dat ik best muzikaal ben. Ik zet mijn instrument aan de mond en klem mijn stomp om de schuif van de trombone. Mijn hart slaat in mijn keel. Ik heb dit zo vaak geoefend thuis, niet bang zijn.

        De drie op de eerste rij spelen de eerste melodielijn met zoveel vertrouwen, dat ik opeens voel dat het niet mis kan gaan. Ik ben één van hen, we doen het met zijn vieren. Ik zet de schuif in positie, haal goed adem, zet de lucht vast, en laat het daarna stromen. Het loopje is er nog nooit zo goed getimed en met zoveel bezieling uit gekomen.

        Ik kijk op naar de dirigent. Heeft ze het gemerkt? Ja, gelukkig, want ze kijkt ook naar mij. Niet slecht, voor een trage met een verbrijzelde hand: zie ik haar denken.

        Terwijl ik nageniet van mijn muzikale prestatie, merk ik dat de dirigent aan het woord is. Volgens mij praat ze nog over Bist Du Bei Mir. Dat doet ze anders nooit en helemaal niet op het eind van de repetitie. Veel krijg ik er niet van mee, totdat ik de bugelist hoor roepen: “Geh ich mit Freunden zur Bar. Vier bier bitte!” Die vierde, dat moet ik zijn. Wat voel ik me goed.

De bassist (4/14)

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis. 

 

Bij het inzetten van de eerste noot van Bist Du Bei Mir denk ik (86 jaar) nog even aan wat de tandarts vanmiddag zei. Hij vindt me te oud voor een nieuw kunstgebit en raadt me af om met mijn huidige exemplaar nog muziek te maken. Daar ben ik van geschrokken. Blazen op mijn geliefde bugel doe ik al tien jaar niet meer, maar ook mijn bas aan de wilgen hangen en daarmee helemaal stoppen met de muziek, dat komt niet in mijn woordenboek voor. Ook vanavond moest ik er zijn. Ik wist dat Bist Du Bei Mir op de lessenaar zou komen, als erelid weet je dat soort dingen, en daarvoor ben ik speciaal naar de repetitie gekomen. Geïrriteerde kaken doen er dan even niet toe.
Wat heb ik dit nummer vaak gespeeld in de 75 jaar dat ik bij deze club rondloop. Zeker al bij vier begrafenissen, waaronder die van mijn vader. Het is een traditie dat bij uitvaarten van ereleden dit stuk wordt gespeeld.

De uitvoering van vorig jaar was de meest bijzondere voor me, toen ik tijdens de uitvaart van de vader van de baritonist, vanwege de bijzondere gelegenheid, weer voor één keer bugel speelde. We hebben bijna ons hele leven als bugelisten naast elkaar gezeten in het orkest, maar onze karakters botsten geregeld. Dat is best ingewikkeld, als muzikale buren. Ik herinner me nog goed dat ik de eerste vrouwelijke voorzitter van een vereniging in het dorp zou worden en dat tijdens de ALV waarop dat werd besloten de irritatie daarover zo groot werd bij hem, dat hij dreigde zijn hele bakkersfamilie terug te trekken uit de fanfare. Zo’n zelfde soort irritatie was er toen ik de kornettist voordroeg als mijn opvolger. Die kwam van buiten het dorp en kwam uit mijn koker, dat kon niet goed zijn. Er waren hele periodes dat we ‘not on speaking terms’ waren met elkaar. Dat hij, als we met een groepje aan de bar stonden, iedereen iets te drinken aanbood, behalve mij.

En toch hebben wij altijd van elkaar geweten dat we het beste voor hadden met de fanfare. In de weken voor zijn dood hebben we dat allebei gevoeld, dat weet ik zeker. Dat werd bevestigd tijdens zijn begrafenis, toen ik tijdens Bist Du Bei Mir zo intens zijn positieve aanwezigheid voelde, en voelde hoe verweven wij allebei zijn met deze vereniging.

Ik zit hier nu met tranen in mijn ogen als ik de bugelist, mijn zoon, de partij hoor spelen die de vader van de baritonist en ik zoveel jaren hebben gespeeld. Hoe lang duurt het nog voordat dit stuk voor mij wordt gespeeld?

Over de doden niets dan goeds, waarschijnlijk ook als het zover is bij mij. Maar ik ben me bewust dat er ook over mij best wat kan worden opgerakeld. Vooral in de tijd dat we met het botenbedrijf ook hoofdsponsor waren van de fanfare, gebeurden er dingen die wenkbrauwen deden fronsen. Zoals met de Russen, waar we veel boten aan verkochten. Als zij in het dorp waren, nodigde ik ze uit voor onze concerten, waarbij hun drankgebruik vaak uit de hand liep. Ook al betaalde ik hun consumpties achteraf altijd netjes met mijn bedrijf, ik snap dat hun en mijn gedrag weerzin opwekte bij de bakkersfamilie en andere leden.

Vrijgevochten types zijn wij, dat zie ik ook terug bij mijn zoon de bugelist en mijn kleindochter de sopraan saxofonist. Maar ook bij hen zie ik terug dat dat niet altijd een zegen is. Mijn zoon, deels bewust in vrijheid opgevoed maar deels ook een gedwongen vrije vogel omdat mijn man en ik gewoonweg non-stop met ons botenbedrijf bezig waren, zie ik nog iedere dag worstelen met het leven zonder duidelijke kaders. En niet toevallig zie ik hetzelfde gebeuren bij mijn kleindochter. Stiekem hoop ik dat ze gelukkig blijft met de slagwerker, want hij kan haar de rust geven die ze zelf waarschijnlijk niet kan vinden. Maar toch zal ik dat haar nooit zeggen, ze moet dat zelf uitvinden.

Er is zoveel waarover ik nog iets kan zeggen, en waarmee ik me nog kan bemoeien. Zoals de trompettist. Het is zo goed dat zij vanuit de stad hier naar toe is gekomen. Ik ben altijd een voorstander geweest van een open vereniging. Maar ik heb de kracht niet meer om haar te laten merken hoe blij ik ben met haar komst. En natuurlijk heb ik ook een mening over de spanningen tussen de bariton saxofonist en de jubileumcommissie, maar ik heb de energie niet om me daarin te mengen. Vandaag heb ik al mijn energie gespaard voor Bist Du Bei Mir. Ik weet dat er in dit stuk zo dadelijk een moment komt waarin de bariton saxofonist en ik dezelfde muzikale lijn spelen. Ik zal dan alles geven wat ik heb om met mijn muziek contact met hem te leggen, zodat hij merkt dat ik aan hem denk en met hem bezig ben.

 

 

 

 

De kornettist (3/14)

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis.

Ik (52 jaar) kijk nu al uit naar Bist Du Bei Mir, het stuk dat we zo dadelijk gaan repeteren. Voor mij is het prettig om dat eenvoudige werk te spelen, want ik ben geen hoogvlieger op de kornet. In plaats van oefenen op mijn instrument, ben ik altijd veel te druk geweest met andere dingen: studeren, clubjes leiden, mijn bedrijf groot maken, voorzitter zijn van deze fanfare. Ik ben zelfs een hele poos gestopt met blazen. Pas nadat ik twee jaar geleden, na tien jaar voorzitterschap van de fanfare, die taak overdroeg, ben ik weer gaan meespelen in het orkest.

Ik kijk vooral uit naar de halve noot waarmee ik telkens de melodielijn van de trompettist voorbereid in Bist Du Bei Mir. Ik heb het met haar te doen, en herken me in haar. Destijds was ook ik begin veertig en kwam ook ik vanuit de stad naar het dorp. Ik ging hier wonen en werd gevraagd om het bestuur van de fanfare voor te zitten. Dat is een klus hoor, om als buitenstaander te begrijpen hoe zo’n club mensen werkt.

Je kunt onmogelijk iedereen meteen goed leren kennen. Als voorzitter heb ik veel gehad aan mijn ervaring in mijn bedrijf en andere organisaties. Je moet je eerst richten op de belangrijke netwerken. In fanfares zijn dat families die al decennia actief zijn binnen de vereniging en hun sporen hebben achtergelaten: de bakkersfamilie en de botenfamilie in dit geval. Na de repetitie zal ik daar de trompettist eens op wijzen. Nee, dat ga je niet doen! Zit ik dadelijk weer anderen te coachen of sturen in hoe zij met de club om moeten gaan. De afspraak die ik met mezelf maakte toen ik stopte als voorzitter, was juist een dienende rol aan te nemen in de vereniging.

Inmiddels zwaait de dirigent het orkest in gang met Bist Du Bei Mir. Ik voel meteen dat het goed zit. Daar komt voor de eerste keer mijn halve noot aan. Ik zet hem neer, precies op de tel, en voel twee stoelen naast me de reactie van de trompettist, die na de tel met veel gevoel de melodielijn inzet. Even die rilling door mijn lijf. Wat een mooie seconde van samenspel, wat een intens contact zonder woorden. Nog vijf keer komt hetzelfde moment terug, met vijf keer diezelfde hallucinatie. Prachtig is het om anderen de spotlights te geven. Overal ben ik haantje-de-voorste, heb ik de leiding. Dit gevoel van overgave aan andermans leiding is zo onbekend voor me, en dus zo’n verrijking!

Na Bist Du Bei Mir kijk ik even over mijn rechterschouder en blijkt het bestuurslid te zijn binnengekomen. Helemaal niet gemerkt. Zou ze voor mij komen? Ik weet dat de jubileumcommissie weer op zoek is naar een voorzitter. Destijds had ik de bariton saxofonist voorgedragen. Een zeer competente jonge kerel, maar wel heetgebakerd. Helaas is dat misgegaan en is hij vorige week opgestapt als voorzitter. Zelf heb ik al drie keer bedankt voor het voorzitterschap van die commissie. Het bestuurslid zou dus moeten weten dat ik dat ook de vierde keer doe.

Of zou het bestuurslid komen voor de bariton saxofonist? Misschien moeten ze nog iets bespreken of uitspreken. Eigenlijk had ik vorige week even contact met hem moeten zoeken. Ik ben toch een soort mentor voor hem. Misschien had ik de breuk nog kunnen repareren. Als ik de kans krijg, ga ik na de repetitie alsnog even in gesprek met hem over de situatie.

Irritant, zit ik toch weer in mijn oude rol van adviseren en sturen. Heel even, tijdens Bist Du Bei Mir, voelde ik hoe het is om vol vertrouwen de controle af te staan. Het zal nog wel even duren voordat ik me die dienende rol helemaal eigen heb gemaakt.