Selecteer een pagina

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis.

Vanachter mijn drumstel kijk ik (33 jaar) naar haar. De laatste weken is het onrustig in mijn hoofd. Volgens mij twijfelt ze. Dat intense dat ze heeft, dat me zo kan optillen, is minder als we met elkaar praten of vrijen. We hebben sowieso minder vaak seks. Zou ze alweer op me uitgekeken zijn? Zal zich weer iemand anders hebben aangediend? Die vragen spoken constant door mijn hoofd. Ook nu.   

Ze is de mooiste, meest excentrieke en meest gewilde vrouw van het dorp. Haar grote lichte ogen, het zwart krullend haar dat speels haar brede schouders versiert, met daaronder een goddelijk lijf. Ze is schoonheid van top tot teen. Als telg van de botenfamilie is zij ook nog eens één van de bekendste dorpsbewoners. Zij is de eyecatcher van het orkest, op de eerste stoel, vol in het zicht van het publiek. De mensen in de zaal kijken eerst naar haar en dan pas naar de rest van het orkest, zeker weten. Ook voor ons muzikanten is zij dé vrouw. Met haar sopraan saxofoon is zij uitgesproken en dominant met haar muziek. Je kunt niet om haar heen.

Ik snap nog steeds niet dat ik het heb aangedurfd om, een jaar geleden, haar af te pakken van de barman van het gemeenschapshuis. Ik ben lang niet zo knap, welbespraakt en outgoing als hij. Maar toch gebeurde het, leunend tegen het hek van het kerkhof: het was magisch. Sindsdien hebben we een relatie. Deze vrouw is mijn vriendin. Als ik dat in gedachten uitspreek, kan ik het nog steeds niet geloven. 

De eerste maanden waren ongelofelijk. We gingen in elkaar op. De vonken vlogen ervan af. Zoals die ene keer in het materiaalhok van de fanfare. Het was zo eng, maar ook zo bevrijdend om zover buiten mijn comfortzone te gaan. Het gevoel van dat moment heb ik maanden met me meegenomen. Ik voelde me bevrijd door hoe zij met mij omging. 

De laatste tijd krijg ik het weer benauwder. Misschien vindt ze me te saai. Ik ben in alles zo anders dan zij. Ik ben teruggetrokken; geen leider, eerder een volger. Dat zit me ook vaak dwars bij het drummen. Één van de belangrijkste taken van de drummer is om de dirigent te helpen het tempo strak te houden. Je moet het orkest stuwen. Veel slagwerkers houden daarvan, maar voor mij voelt dat tegennatuurlijk. Ik wil juist graag meeslaan in het tempo van de blazers. Ik voel me een buitenbeentje tussen de slagwerkers. Misschien ben ik dat ook weer aan het worden voor de sopraan saxofonist. Misschien vond ze zo’n buitenbeentje wel geil voor de verandering, maar is de lol er nu vanaf.       

De hoornist en de tenor saxofonist zijn ook buitenbeentjes binnen de vereniging, maar zijn toch al heel wat jaren lid. Ik denk vaak: wat houdt hen bij de fanfare? Eerlijk gezegd vraag ik me dat ook weleens af bij mijzelf. Als ik daar rationeel naar kijk, dan heeft het iets te maken met de geborgenheid die een orkest biedt. Dat je kunt opgaan in een groter geheel. Dat vind ik, als timide jongen, fijn. Maar als ik naar mijn hart luister, dan is er maar één antwoord op die vraag: zij, de sopraan saxofonist. Al sinds ik bij het orkest kwam, houdt haar aanwezigheid mij erbij. Sinds we een relatie hebben heeft dat nog een andere dimensie gekregen. Maar als ze het uitmaakt, wat doe ik hier dan nog?

De dirigent vraagt Bist Du Bei Mir op de lessenaar te zetten. Net voordat we aan het stuk beginnen, hoor ik het geluidje van mijn vriendin op mijn telefoon. Ik pak hem uit mijn zak, knip het scherm aan, en zie een berichtje van vier woorden. Dit zijn precies de vier woorden die ik nodig heb. Ik leg de telefoon snel weg, want ik moet gaan drummen. 

Het drummen voelt heel anders. Is dit misschien wat ze bedoelen met het stuwen van het orkest? Tijdens het slaan kijk ik naar de sopraan saxofoon. Daarbij kruist mijn blik die van de alt saxofonist. Even ben ik afgeleid, want hij kijkt weer op zo’n bijzondere manier naar me. Ik denk dat hij ons destijds heeft gezien aan het hek, maar ik heb dat nooit durven checken bij hem. 

Dan kijkt de sopraan saxofonist terug. In haar ogen zie ik dat de vier woorden geen loze woorden zijn, maar dat het haar menens is. Vol energie stuw ik verder.