Selecteer een pagina

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis.

Ik (53 jaar) kan mijn ogen nauwelijks openhouden. Het was weer druk op de werf. Er moest een luxe jacht af voor een Rus, en ik heb de hele dag nog aan de motor daarvan gesleuteld. Ik heb mijn moeder trouwens gemist vandaag. Meestal komt ze iedere dag nog even binnenlopen op de werf. Nu weet ik het weer, ze moest naar de dokter, of zoiets. Gelukkig zie ik dat ze achter haar bas zit. Ze leeft dus nog.

Het stuk dat we nu aan het repeteren zijn helpt ook niet mee om wakker te blijven. Bist Du Bei Mir is zo makkelijk en heb ik al zo vaak gespeeld. Het is één van de eerste stukken die ik speelde op de eerste bugel. Ik weet nog hoe de vader van de baritonist me als dertienjarig broekie lesgaf, en ik samen met hem de melodielijn van dit stuk oefende. Hij was streng, autoritair, en helemaal niet opgeleid als muziekdocent, maar eerlijk is eerlijk: die bakker wist wel hoe een bugel moest klinken en hoe je er emotie mee kon overbrengen. Ik heb daar nog dagelijks profijt van. Zoals nu bij Bist Du Bei Mir. Ik weet precies hoe ik dat melodielijntje moet spelen om de gevoelige snaar te raken. Ik ben soms net een hoer, met mijn warme bugelklanken.

Als ik me verveel, en dat gebeurt snel, ben ik geneigd om opmerkingen en grappen te gaan maken. Op het werk doe ik niet anders en ook nu, tijdens Bist Du Bei Mir, kan ik me maar net inhouden. Recht tegenover me zitten de alt saxofonist en mijn dochter: de sopraan saxofonist. De alt saxofonist wil maar al te graag dat ik er een oneliner uit gooi, dat zie ik in zijn ogen. Tegelijkertijd zie ik mijn dochter waarschuwend naar me kijken; hoogst irritant vindt ze me als ik zo luidruchtig doe. Toen de oude bakker nog naast me zat was het altijd spannend. Die was ook niet van mijn opmerkingen gediend en sprak dat vaak hardop tegen me uit tijdens de repetitie. Dat ik die opmerkingen ook nog eens recht onder de neus van de dirigent maakte, vond hij al helemaal niet kunnen. Wat ging die man toch doodserieus en gezagsgetrouw door het leven. Altijd vooraan in de kerk met de hele bakkersfamilie muisstil naar de merkwaardige preken van de pastoor aan het luisteren. Als wij al in de kerk waren, dan zaten we achterin mensen aan het lachen te maken en snoepjes te eten.

Merkwaardig genoeg kom ik tijdens repetities altijd weg met mijn luidruchtige gedrag. Dat zal met de status en uitstraling van mijn botenfamilie te maken hebben, hier in het dorp. En ik kan muzikaal natuurlijk dingen repareren en compenseren. Zoals nu. Ik zie hoe de dirigent weg zwijmelt bij de gevoelige manier waarop ik de woorden Bist Du Bei Mir muzikaal vertaal. Zij heeft mij nodig om het intense karakter van dit muziekstuk tot leven te laten komen. Op dit soort momenten is niet zij, maar ben ik in control. Eerlijk gezegd maak ik wel eens misbruik van mijn machtspositie ten opzichte van de dirigent. Dat is niet OK, dat weet ik, en ook niet eerlijk, vooral omdat zij nog zo jong is.  

Opgelucht ben ik dat het me is gelukt om tijdens Bist Du Bei Mir mijn mond te houden. Ik weet hoe gevoelig grappen en grollen over en tijdens dit nummer zijn voor sommige muzikanten. Dit was het laatste nummer dat we zouden repeteren vandaag. De dirigent zal de repetitie dus wel gaan beëindigen. In mijn hoofd zit ik al aan de bar.         

Maar wat zegt de dirigent nu? Ze wil nog even ingaan op de tekst van Bist Du Bei Mir, hoor ik haar zeggen. Dit college ga ik niet meer trekken, dat voel ik meteen. Ze probeert uit te leggen wat de twee zinnen “Bist Du Bei Mir, Geh ich mit Freuden zum Sterben” betekenen, maar dat gaat nogal moeizaam. Voordat ik het zelf doorheb, floep ik het er al uit: “Geh ich mit Freuden zum Sterben? Nein, geh ich mit Freunden zur Bar! Vier bier bitte!” Daarmee is de repetitie alsnog beëindigd.