Selecteer een pagina

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis.

Ik (52 jaar) kijk nu al uit naar Bist Du Bei Mir, het stuk dat we zo dadelijk gaan repeteren. Voor mij is het prettig om dat eenvoudige werk te spelen, want ik ben geen hoogvlieger op de kornet. In plaats van oefenen op mijn instrument, ben ik altijd veel te druk geweest met andere dingen: studeren, clubjes leiden, mijn bedrijf groot maken, voorzitter zijn van deze fanfare. Ik ben zelfs een hele poos gestopt met blazen. Pas nadat ik twee jaar geleden, na tien jaar voorzitterschap van de fanfare, die taak overdroeg, ben ik weer gaan meespelen in het orkest.

Ik kijk vooral uit naar de halve noot waarmee ik telkens de melodielijn van de trompettist voorbereid in Bist Du Bei Mir. Ik heb het met haar te doen, en herken me in haar. Destijds was ook ik begin veertig en kwam ook ik vanuit de stad naar het dorp. Ik ging hier wonen en werd gevraagd om het bestuur van de fanfare voor te zitten. Dat is een klus hoor, om als buitenstaander te begrijpen hoe zo’n club mensen werkt.

Je kunt onmogelijk iedereen meteen goed leren kennen. Als voorzitter heb ik veel gehad aan mijn ervaring in mijn bedrijf en andere organisaties. Je moet je eerst richten op de belangrijke netwerken. In fanfares zijn dat families die al decennia actief zijn binnen de vereniging en hun sporen hebben achtergelaten: de bakkersfamilie en de botenfamilie in dit geval. Na de repetitie zal ik daar de trompettist eens op wijzen. Nee, dat ga je niet doen! Zit ik dadelijk weer anderen te coachen of sturen in hoe zij met de club om moeten gaan. De afspraak die ik met mezelf maakte toen ik stopte als voorzitter, was juist een dienende rol aan te nemen in de vereniging.

Inmiddels zwaait de dirigent het orkest in gang met Bist Du Bei Mir. Ik voel meteen dat het goed zit. Daar komt voor de eerste keer mijn halve noot aan. Ik zet hem neer, precies op de tel, en voel twee stoelen naast me de reactie van de trompettist, die na de tel met veel gevoel de melodielijn inzet. Even die rilling door mijn lijf. Wat een mooie seconde van samenspel, wat een intens contact zonder woorden. Nog vijf keer komt hetzelfde moment terug, met vijf keer diezelfde hallucinatie. Prachtig is het om anderen de spotlights te geven. Overal ben ik haantje-de-voorste, heb ik de leiding. Dit gevoel van overgave aan andermans leiding is zo onbekend voor me, en dus zo’n verrijking!

Na Bist Du Bei Mir kijk ik even over mijn rechterschouder en blijkt het bestuurslid te zijn binnengekomen. Helemaal niet gemerkt. Zou ze voor mij komen? Ik weet dat de jubileumcommissie weer op zoek is naar een voorzitter. Destijds had ik de bariton saxofonist voorgedragen. Een zeer competente jonge kerel, maar wel heetgebakerd. Helaas is dat misgegaan en is hij vorige week opgestapt als voorzitter. Zelf heb ik al drie keer bedankt voor het voorzitterschap van die commissie. Het bestuurslid zou dus moeten weten dat ik dat ook de vierde keer doe.

Of zou het bestuurslid komen voor de bariton saxofonist? Misschien moeten ze nog iets bespreken of uitspreken. Eigenlijk had ik vorige week even contact met hem moeten zoeken. Ik ben toch een soort mentor voor hem. Misschien had ik de breuk nog kunnen repareren. Als ik de kans krijg, ga ik na de repetitie alsnog even in gesprek met hem over de situatie.

Irritant, zit ik toch weer in mijn oude rol van adviseren en sturen. Heel even, tijdens Bist Du Bei Mir, voelde ik hoe het is om vol vertrouwen de controle af te staan. Het zal nog wel even duren voordat ik me die dienende rol helemaal eigen heb gemaakt.