De sopraansaxofonist (13/14)
Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis
Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis
Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis
Omdat ik (68 jaar) wist dat Bist Du Bei Mir vandaag op de lessenaar zou komen, heb ik de afgelopen dagen al heerlijk gedagdroomd over Bach, de componist van het stuk. Dromen is mijn grote hobby, vooral sinds ik met pensioen ben. In mijn hoofd zag ik Bach deze aria op de klavecimbel spelen voor zijn vrouw, als ultieme liefdesverklaring.
Even verviel ik weer in mijn oude gewoonte, die er tijdens mijn lange loopbaan op de universiteit ingeramd is: alles uitzoeken, tot in detail, en volgens de regels. Het bleek dat niet Bach maar de veel onbekendere Stölzel de eigenlijke componist was. Gelukkig lukt het me steeds beter om die regels en waarheden naast me neer te leggen. Het is veel romantischer om te geloven dat dit stuk is ontsproten uit het geniale brein van Bach. En dat de fanfare tijdens de repetitie dus een stuk van de componist der componisten gaat spelen.
Minder beredeneren en meer dromen en voelen, ik word er steeds beter in. Ook tijdens de repetities vermaak ik me er prima mee. Wat denken mijn muziekmaatjes tijdens het muziek maken, over elkaar, over het leven?
De laatste tijd gaat het zelfs nog verder, ik wist niet dat dat in me zat. Ik merk dat ik ook lichamelijk aan het voelen ben, of hoe je dat ook noemt; heel gek voor iemand die zijn hele leven in zijn hoofd heeft gezeten. Ik heb bijvoorbeeld de kracht ontdekt van het samen ademhalen met medemuzikanten. Daarmee ontmoet je elkaar op diep niveau. Zo heb ik nu, tijdens Bist Du Bei Mir, een paar keer heel bewust de hoornist opgezocht met mijn ademhaling. Ik weet dat hij al een tijd slecht in zijn vel zit, maar waar het me met woorden en gedachten niet lukt om hem te steunen, voel ik nu in mijn hele lijf dat het door ons gezamenlijk ademhalen wel lukt.
Dat is met dank aan de dirigent, want zij hamert sinds haar komst op het gezamenlijk ademhalen. Al speelt gevoel daarbij geen grote rol voor haar. Ze benadert het technisch, zoals ze sowieso op een technische manier dirigeert. Door muzikanten gezamenlijk te laten ademhalen, wil ze bereiken dat we tegelijk inzetten. Ik herken haar controledrang wel. Al denk ik dat het bij de dirigent in haar karakter zit, terwijl ik dat heb aangeleerd op de universiteit. Wat werkt het bevrijdend om mezelf dat nu weer af te leren.
Maar laat ik niet te snel conclusies trekken over onze nieuwe dirigent, want inmiddels dirigeert zij Bist Du Bei Mir op een manier die ik nog niet eerder heb gezien van haar. Haar slag ziet er minder technisch en gecontroleerd uit. Er zit ontspanning in haar armen. Ze zwieren.
En kijk toch wat ze nu doet, op het eind van de repetitie: ze gaat in op de tekst van Bist Du Bei Mir. Het is voor het eerst dat ze aandacht geeft aan het verhaal achter een muziekstuk. De timing is niet handig, dat moet ze weten, want iedereen denkt na de laatste noten van Bist Du Bei Mir dat de repetitie afgelopen is. Maar ze kan de drang niet onderdrukken, dat zie je. Ze is bevangen door de muzikale emotie, even geen controle. Wat mooi om te zien.
In november 2014 nam de Lithse fanfare deel aan het concertconcours in Wijchen. Hieronder zijn opnamen van de drie muziekwerken die daar werden gespeeld. Uiteindelijk was de uitvoering – met 83 punten – goed voor een eerste prijs in de 2e divisie.
Rond de opheffing van de gemeente Lith werd in 2015 een speciaal toneelstuk opgevoerd door Theater Dankzij de Dijken. Dit droeg als titel ‘Agendapunt 11’ en ging over de raadsvergadering van 6 maart 2008. In die vergadering besloot de gemeenteraad om de gemeente Lith op te heffen.
Omroep Brabant maakte over het toneelstuk een reportage. Hierin vertellen regisseur Ans Jager en actrice Maria van Lith over de voorstelling.
In 1976 werd overgegaan tot de oprichting van een majorettekorps, een groep van 20 meisjes. Zij werden eveneens opgeleid door Wim Nijs. Hun uniform was een zwart jurkje in prinsessenlijn met ingezette driehoekige zwart-wit geruite tussenstukjes onder in de rokjes; de lange mouwen hadden zwart-wit geruite manchetten, en om de hals een – eveneens zwart -wit geruit- chabot. Zwarte cowboyhoeden (via de firma Latour) en witte kniehoge laklaarsjes completeerden het geheel. Het zusje van een van de majorettes had alle jurkjes geknipt en de moeders die konden naaien zetten de jurkjes in elkaar. De overige jurkjes werden door de knipster in elkaar gezet.
Na een jaar van veel oefenen konden ze naar buiten treden. Het majorettekorps stond onder leiding van Hanneke van Lith en hun begeleidster was mevrouw Kooijmans met als hulpbegeleidster mevrouw Van de Maazen-Peters. Op 5 november 1978 behaalden zowel de drumband als het majorettekorps op het concours te Hulst in de provincie Zeeland de eerste prijs. Veel festiviteiten in de omgeving werden met het majorettekorps opgeluisterd. Een bloeiend onderdeel van fanfare Sint Lambertus! In augustus 1979 werd het contact tussen het bestuur van de fanfare en de instructeur van de drumband en het majorettekorps, Wim Nijs, abrupt verbroken. Alle leden van de drumband en het majorettekorps zetten hun handtekening onder een petitie voor handhaving van hun instructeur. Het mocht echter niet baten. L. van de Alenbeek nam de instructie van de majoretten over. Beide onderdelen bloedden daarna langzaamaan dood.
Dat blaasmuziek voortkomt uit de militaire wereld is zeker. Binnen de Romeinse legers bestonden al groepen van blazers en trommelaars. En deze muzikale legeronderdelen groeiden alleen maar in de loop van de eeuwen. Maar hoe deze muziekvorm terechtkwam bij Nederlandse burgers en boeren is wat minder helder.
Eigenlijk had de militaire muziek een logistieke functie en een verbindingstaak. Legeronderdelen moesten vaak flinke afstanden overbruggen. En zoals gewoonlijk in tijden van crisis moesten die bewegingen zo snel mogelijk gebeuren. Omdat de historische legers dit vaak te voet moesten doen, keken militaire strategen naar manieren om zo snel en efficiënt mogelijk te marcheren. Al snel werd daarom een hoorbaar ritme toegevoegd voor een kadans bij het voortbewegen. In eerste instantie gebeurde dit met simpele materialen, maar gaandeweg groeide het instrumentarium uit tot hele orkesten van ritmische en melodische instrumenten.
Muziekinstrumenten begonnen ook steeds meer een rol te spelen bij de communicatie binnen de legers. Zo konden boodschappen en bevelen over grotere afstanden worden verstuurd. Door hun volume begonnen – naast de trommels – ook blaasinstrumenten hierin steeds meer een rol te spelen. Met een signaal op een bazuin werden meer manschappen bereikt dan met geschreeuwde commando’s. Iets wat op een lawaaiig slagveld zeker voordelen opleverde. Of om in vredestijd het rumoer in het stadscentrum te overstemmen als de militairen toch echt uit de kroegen naar de legerplaatsen moesten terugkeren. Het beroemde taptoe-signaal werd hiervoor gebruikt.
Gaandeweg bleek de militaire muziek ook een nuttige derde functie te hebben. In de tijden dat gevechten nog op de korte afstand werden plaatsvonden, was intimidatie een belangrijk wapen. Het was belangrijk om, voordat het vechten begon, het moreel van de tegenstander te ondermijnen. Veel legers uit vervlogen tijden schreeuwden daarom of sloegen met hun zwaarden tegen de schilden. Maar je kon natuurlijk ook een orkest een vrolijke, krijgshaftige melodie laten spelen. Om de tegenstander te laten horen dat jij helemaal niet bang was. En tegelijkertijd zorgde het voor de juiste stemming binnen de eigen gelederen.
Zoals aangegeven ontwikkelde het instrumentarium van de militaire orkesten in rap tempo. Trommen werden al heel snel aangevuld met allerlei typen van blaasinstrumenten zoals fluiten en bazuinen. Voorwaarde voor de instrumenten was wel dat ze tijdens het lopen bespeeld konden worden. Gaandeweg werden die eisen rond dat mobiele musiceren zelfs strenger toen militaire muzikanten ook te paard of op de fiets moesten optreden. Een activiteit waarbij het eenhandig spel trouwens ook nog een voorwaarde was.
Voor het moment dat de vonk van het blaasorkest oversloeg naar de gewone burgerij moeten we naar het begin van de negentiende eeuw. Dat is namelijk het moment dat de eerste amateurmuziekverenigingen in Nederland ontstonden. Op de een of andere manier waren burgers toen dermate geïnspireerd geraakt door de optredens van de militaire orkesten, dat ze dit zelf wilden gaan doen. Misschien misten ze de concerten die de blaasorkesten van de Franse legers regelmatig gaven. Want die extra taak was intussen ook op het bordje van de militaire muzikanten gelegd. Ze dienden als muzikale begeleiding bij parades, ontvangsten, recepties en allerlei andere gebeurtenissen. Of ze waren het pr-instrument van de plaatselijke militaire leiding.
Waarschijnlijk imiteerden de blaasorkesten uit de burgerij de militaire orkesten die ze zagen. Zo werd het instrumentarium van de orkesten van de Franse infanterie overgenomen in de nieuw geformeerde harmonieën. Dat betekende dat de klarinet de centrale rol ging spelen. Het vermoeden bestaat dat de muzikale bezetting van de fanfare is gebaseerd op de cavalerie-orkesten. Op een paard was een klarinet simpelweg niet bespeelbaar, dus had daar de eenhandige posthoorn de hoofdrol. Deze signaaltrompetten werden – na de uitvinding van de saxhoorn rond 1830 – gaandeweg vervangen door koperen blaasinstrumenten met kleppen en ventielen. Dat zou de centrale plek van de bugel of flügelhorn binnen de fanfare verklaren.
Het moderne fanfare-orkest is nog steeds gecentreerd rond de bugel. De orkestgroep van solo, eerste, tweede en derde bugels neemt de plaats in van die van de violen in een symfonieorkest. Deze centrale groep wordt aangevuld met andere koperen blaasinstrumenten en saxofoons. De uitvinding van de saxofoons werd overigens gedaan door dezelfde instrumentenbouwer (de Belg Adolphe Sax). Zo hebben de sopraan-, alt, tenor en baritonsax een plek in het fanfareorkest. Verder bestaat de fanfare uit hoorns, trompetten, trombones, baritons, tenortuba’s (euphoniums) en bastuba’s. Deze groepen van blaasinstrumenten worden gecompleteerd door slagwerk, zowel ritmisch als melodisch. Het gaat dan bijvoorbeeld om een drumstel, kleine en grote concerttrom, bekkens, pauken, xylofoon en marimba.