Selecteer een pagina

Uit:
Jubileumuitgave 75 jaar Fanfare Sint Lambertus – Heemkundekring Lith

Toen op 5 mei 1945 bij de bevrijdingsfeesten in Lith de fanfare uittrok, was ze in het bezit van één enkele trom. Bij de toenmalig secretaris lag nog een oude trom op zolder. Die werd opgeknapt en zowaar: twee tamboers! Een concert-tamboer kreeg men niet maar, in de loop der jaren kwam er een derde tamboer bij.

Nog steeds armetierig en te nietig vond Mari Sprenger. Door hem werd een overslagtrom meegenomen, waarmee uitgerukt werd. Later heeft Bert Wiegmans dit overgenomen, omdat Mari zelf ging blazen. En toen werd op 13 juni 1956 Mari Sprenger met een royale meerderheid van stemmen gekozen tot bestuurssecretaris.

Uiteraard dankte hij de leden
voor het in hem gestelde vertrouwen en stelde meteen voor om een drumband aan te schaffen. Zeker één kleine trom en drie dieptetrommen waren er nodig. Er werd in 1958 een instrumentenfonds opgericht en zo konden in 1960 enkele nieuwe instrumenten worden aangekocht en de oude voortaan gebruikt worden door de leerlingen.

Eerste drumband op de Lithse dijk voor het voormalige gemeentehuis.

Rond diezelfde tijd was er in Lith een klein groepje van 4 à 5 jongelui bezig met drummen. Dat oefenen gebeurde ’s avonds in de schuur bij Toebast en werd door henzelf aangeleerd. Er werd contact met hen gezocht en zij traden toe tot de allereerste drumband van fanfare Sint Lambertus.

Besloten werd een actie te starten om meer trommen te krijgen. Bij het wasmiddel ‘Persil’ kon je zegeltjes – de zogenoemde emmertjes – sparen, op kaarten plakken en opsturen. Aan alle huisvrouwen van Lith werd gevraagd om voortaan met ‘Persil te wassen en om zo emmertjes – dus geld – te sparen voor de fanfare. Hierdoor werden vier trommen verkregen.
Zelf had Mari Sprenger slagwerk en twee kleine trommen en ziedaar, een heuse drumband. In donkere lange broeken, een wit over-hemd en een donkere stropdas werd uitgerukt door de jongens van de Lithse drumband en binnen het jaar werd de eerste winteruitvoering gegeven. Enkele jaren draaide deze drumband, maar verwaterde op den duur.

Drumband met tamboer-maître Toon van Sonsbeek marcheert over het Marktplein.
Op de kiosk zit de fanfare klaar voor het concert.

Toen Toon van Sonsbeek (één van de drummers uit de schuur van Toebast) uit militaire dienst was gekomen waar hij tamboer was geweest, blies hij nieuw leven in de drumband en werd instructeur. Zelf werd hij tamboer-maître bij de fanfare. Ondertussen waren er ook meisjes bij de drumband gekomen en was de tijd voor uniformen aangebroken (sinds 1962 bestond er een uniformenfonds).

En toen in 1964 de drumband helemaal in het nieuw gestoken was, werd iedere zondagmorgen, wekenlang, een rondwandeling door het dorp gemaakt om de hele gemeenschap dit te laten zien. Ze zagen er piekfijn in hun blauwe uniformen, hoge kepie en witte handschoenen.

De fanfare zelf was eveneens in nieuwe uniformen gestoken en het geheel had 9.000 gulden gekost. De bevolking van Lith kon tijdens de jaarlijks gehouden Middenstandsbeurs via een actie meedoen door te raden hoeveel gewicht goudgalon er aan al die uniformen zat. Er vielen 30 prijzen te verdienen, allemaal gratis door de middenstand geschonken. Ook verzorgde bij deze middenstandsbeurs de fanfare de entree en als tegenprestatie kreeg men de inkomsten van een bar. Uit de opbrengst van deze actie werd een nieuw vaandel (1.000 gulden) aangeschaft. Ook deze drumband verwaterde enkele jaren later.

Tweede drumband met tamboer-maître Toon van Sonsbeek op de speelplaats
van de oude jongensschool

“In januari 1971 kwam ik als instructeur in Lith en begon aan een verwaarloosde drumband van een man of vijf Ze wilden daar een geheel nieuwe groep beginnen. Hoe, dat was voor iedereen ’n vraagteken. Voorzitter van de fanfare was pastoor Ariaans en verder waren er de heren Sprenger en Nefkens. Er was niet veel instrumentarium en dat wat er was, was niet veel goeds”, zo is de inleiding van de aantekeningen die Wim Nijs heeft bijgehouden. Met 27 leerlingen werd begonnen, veel groepjes vrienden en/of vriendinnen. Het oefenen -in het patronaat- gebeurde door iedereen op ronde, hechthouten plankjes en zelfgemaakte stokken. De plankjes en stokken werden (bij) gemaakt door Johan Nefkens. Op 30 april al kon de drumband met nieuwe uniformen en een stel nieuwe trommen zich presenteren aan het publiek. Deze uniformen bestonden uit wit overhemd, blauwe cape, grijze gerende rok of grijze lange broek met uitlopende pijpen en een rode cap met gouden tres en zwart veertje. Het geheel was bij de firma Van Tilburg in Nistelrode besteld en kostte ongeveer 15 gulden per uniform. In het begin repeteerden ze op vrijdagavond, later zaterdagmiddag. Ze draaiden goed en vaak werd meegewerkt aan taptoes en heel veel festivals tot in de verre omtrek toe. Ook solistenconcoursen werden met goed resultaat bezocht. Ouderavonden werden georganiseerd en ook Sinterklaas werd onderling gevierd.

Derde drumband – voor de prijsuitreiking bij wedstrijden in Kerkdriel (1979) –
met tamboer-maître Wim Nijs

Er was een hechte onderlinge band en de vele oud-drumbandleden uit die tijd vertellen allemaal dat ze met plezier aan die tijd terugdenken. Waar ze ook aan terugdenken zijn de kapotte trommen en in dat geval aan Mari Sprenger. Hij had aan de fanfare in die tijd werk in overvloed. Kleine trommen, dieptetrommen, marstrommen, paradetrommen, tenortrommen, pauketrommen, een overslag; allemaal trommen die door beginnelingen kapot geslagen konden worden. En wat was er heerlijker dan enthousiast op zo’n ding te rammen! De trommelvellen waren indertijd van kalfsvel (vroeger van geitenvel). Als zo’n trom nat werd of er vielen dauwdruppels uit de bomen waar je toevallig onder liep, dan sloeg je er doorheen en als het vel te droog werd, scheurde het lieve ding. Dus u kunt zich de hoeveelheid werk die Mari had aan het repareren hiervan wel enigszins voorstellen. Gelukkig zijn er tegenwoordig synthetische trommelvellen.

Als eerste tamboer-maître van deze drumband fungeerde Leo Bongers, later opgevolgd door Ineke Wiegmans. Toen Leo de overslag ging beroeren heeft hij in zijn enthousiasme tijdens een rondwandeling nog ’n keer de knotsen in de wetering geslagen. Die overslag werd gevolgd door sopraan-sax. alt-sax en bariton-sax bij de fanfare. (Tijdens het laatste optreden van de Lithse Revue in de Hoeve heeft iedereen kunnen constateren, dat hij met velerlei instrumenten uit de voeten kan, al voert het slagwerk wel de boventoon en waren het in dat geval twee oude lepels!)

Drumband marcheert door Pastoriestraat met tamboer-maître
Annemieke Smits voorop.

In 1976 vernieuwde de drumband zich met een 20-tal nieuwe leden, want van de oude garde was er nog maar zo’n 10 man over. Het ging een poosje niet zo best. Het bestuur vernieuwde. De fanfare werd nieuw leven ingeblazen door de nieuwe dirigent, de heer Merx. De drumband werd vergeten en de mentaliteit zakte tot ongeveer het nulpunt. Wim Nijs kreeg hulp van Tiny Kooijmans, die de taak van de inmiddels ziek geworden Mari Sprenger overnam en ook Frans Ruijs sprong bij.

En zo kon er op 30 april – in uniform – weer een serenade gebracht worden bij mevrouw Smits die alle broeken maakte en bij Tiny Kooijmans die jarig was en wel 500 kilometer per jaar aflegde om al het materiaal bij elkaar te krijgen en die samen met zijn vrouw voor de koffie en thee in de pauze en -samen met anderen- voor geweldige maaltijden bij thuiskomst van een concours.