Selecteer een pagina

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis

Uitgeblust ben ik (55 jaar) altijd, na een avond vergaderen met mijn politieke partij. Als ik langs het gemeenschapshuis loop, op weg naar huis, hoor ik dat de fanfare nog bezig is met de repetitie. Ik besluit nog even naar binnen te gaan.

Het kan niet anders dan dat dit het laatste stuk van de repetitie is, want de repetitietijd is eigenlijk al om. Sinds een jaar help ik deze vereniging met veel plezier met besturen, al begrijp ik als leek weinig van muziek en zo’n orkest. Ik heb het eerlijk gezegd altijd een saai aangezicht gevonden, een stel muzikanten zittend op stoelen. Weinig spectaculair om te zien, vanuit het publiek.

Maar nu ik de deur van de repetitieruimte opendoe, voel ik dat hier iets speciaals gebeurt. Dit opwindende gevoel heb ik nog niet eerder gehad in mijn tijd bij de fanfare. Is er iets gebeurd tijdens de repetitie wat ik gemist heb? Of zit de opwinding alleen bij mij? Het is immers de eerste keer dat ik zo dicht op het orkest sta, ik er echt even onderdeel van ben.

Ik kijk rond. Wat wordt er veel oogcontact gemaakt; ook met mij, of kijken ze de trompettist aan? Ik zie twee muzikanten als een eenheid samen ademhalen. Ik verbaas me over hoe ontspannen de dirigent zo’n grote en diverse club mensen leidt. Maar de opwinding lijkt nog meer te zitten in wat ik niet zie. Ik voel het, in de sfeer, en vooral in de muziek. Wat een geluid! Ik weet weinig van muziek, maar het is overduidelijk dat hier iets moois gaande is.

Mijn politieke partij is al tijden bezig om, in de individualistische en ingewikkelde samenleving van nu, manieren te vinden waarop er toch betrokkenheid en verbinding ontstaat tussen mensen. Er worden talloze nota’s en voorstellen over geschreven, er wordt avonden over gepraat, ook vanavond weer. Vrijwel nooit krijgen we iets voor elkaar, komt er zelfs maar iets van de grond. Zo vermoeiend. En dan loop ik zojuist hier naar binnen, en tref ik een minisamenleving aan die laat zien dat het wel degelijk kan. Dat je met zevenendertig totaal verschillende mensen een eenheid kunt zijn, oprechte aandacht voor elkaar kunt hebben. Deze fanfare, hier op dit moment bijeen, laat zien wat goed samenleven is. En zonder ook maar een woord met elkaar te wisselen. Geen woorden, maar daden.

Ik sta erbij en kijk ernaar. Misschien wordt het tijd om op een andere manier aan mijn idealen te werken. Misschien moet ik stoppen met de partij, een muziekinstrument gaan bespelen en bij dit orkest gaan. Over de schouder van de trompettist kijk ik op haar lessenaar. Het stuk dat ze spelen heet Bist Du Bei Mir. Dat kon niet anders. Ik kijk weer op naar het orkest en denk: lang leve de muziek, lang leve deze fanfare!