Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis.
Nu we begonnen zijn aan Bist Du Bei Mir, voel ik (27 jaar) eindelijk iets van ontspanning. De hele week heb ik stress gehad. Het zat al een tijdje niet goed tussen mij, het bestuur en de commissie voor het 100-jarig jubileum. Na de vorige repetitie heb ik de knuppel in het hoenderhok gegooid en ben ik opgestapt als voorzitter van de jubileumcommissie. Ik wil alleen maar het beste voor de club. Waarom begrijpen ze dat niet? Ik weet dat ik direct en vurig kan zijn, maar iedereen kent dat toch wel van me inmiddels? Ik loop hier al veertien jaar rond. De grootste teleurstelling is dat niemand me gebeld of geappt heeft de afgelopen week.
Los van die ene blik van de trompettist aan het begin van de repetitie, heeft ook vanavond iedereen contact met mij gemeden. Dat eenzame gevoel van de afgelopen week werd alleen maar sterker. Ik heb in het orkest ook geen bescherming van familie, waar bijvoorbeeld de leden uit de boten- en bakkersfamilie al honderd jaar op kunnen rekenen. Sterker nog, ik heb me aardig onveilig gevoeld het afgelopen anderhalf uur, zittend tussen de bassist uit de botenfamilie en de baritonist uit de bakkersfamilie. Zij zitten weliswaar niet in het bestuur of de jubileumcommissie nu, maar iedereen uit die families weet precies wat er speelt binnen de vereniging. Ik weet zeker dat mijn beide buren op de laatste rij commentaar hebben op mijn gedrag in de jubileumcommissie.
En dan heb ik me vanavond ook nog eens druk zitten maken over de hoornist. Hij zit ook in de jubileumcommissie, maar hij is al tijden nauwelijks op de repetitie. Al weken beantwoordt hij mijn mails en telefoontjes niet. Ons stroeve contact is ongeveer een half jaar geleden begonnen, besefte ik me zojuist; op het moment dat de eerste strubbelingen binnen de commissie ontstonden. Zou hij al die tijd al boos op me zijn, zit ik te bedenken, kijkend naar zijn rug.
Maar nu, tijdens Bist Du Bei Mir, ben ik toch blij dat ik me vanavond naar de repetitie heb kunnen slepen. De kleine tegenmelodie die ik samen met de bassist en baritonist een paar keer speel in het stuk, gaat telkens erg goed. Ik zit hier tussen ze in en voel toenadering van beiden, terwijl we nauwelijks een woord met elkaar gewisseld hebben vanavond. Ik kan wel janken. En dat uitzicht op de trompettist is verfrissend na zo’n week. Naar haar kan ik openlijk kijken, zij komt van buiten, zij is geen partij. En ze ziet er ook nog eens verfrissend uit. Hoe zou zij eruit zien zonder kleren? De laatste noot heeft geklonken en ik kijk nog een keer naar de trompettist. Verdomme, geeft ze me nou een knipoog? Tegelijkertijd zie ik nu pas goed wie er tijdens Bist Du Bei Mir binnen is komen lopen en in de hoek is gaan staan. Het is het bestuurslid. Zij komt vast en zeker voor mij. De spanning grijpt me meteen weer naar de keel.