Selecteer een pagina

Een repetitie van een 100-jarige dorpsfanfare, verteld in veertien verhalen. Door Ruben Gielis.

Wat gebeurt hier ineens? Hoe kan dit? Vanaf de eerste inzet in Bist Du Bei Mir lijkt alles te kloppen. De muzikanten maken muziek zoals ik ze nog niet eerder heb zien doen sinds ik een jaar geleden bij deze fanfare aan de slag ging.
Het is mijn taak om het orkest op een dusdanige manier te leiden dat er muzikaliteit en beleving ontstaat. Dat is hard werken. Ik probeer daarbij zoveel mogelijk technieken te gebruiken die ik de afgelopen vier jaar tijdens de opleiding heb geleerd. Ik geef aandacht aan het samen ademhalen van muzikanten, leg uit hoe de maatsoorten moeten worden geteld, hoe ze aan mijn manier van dirigeren kunnen zien welke sfeer gewenst is. Het levert vaker geen dan wel succes op. Natuurlijk, als we een muziekstuk spelen komen we er wel doorheen, maar volledig muzikaal kloppen doet het bijna nooit. Het is ook zo moeilijk om grip te krijgen op vijfendertig persoonlijkheden.
Tot Bist Du Bei Mir was dat ook vandaag het geval. Er was weinig concentratie, er werd veel gepraat, en er werd slecht naar me gekeken en geluisterd. Toen ik Bist Du Bei Mir aankondigde, werd dat niet met gejuich ontvangen. We zitten midden in de voorbereiding op het promconcert. We repeteren dus vooral vlotte popnummers.
Na het promconcert staat echter al snel het jubileumconcert voor de deur. Ik heb met het bestuur en de jubileumcommissie afgesproken dat we tussendoor ook al wat nummers repeteren voor dat concert. Vandaag leg ik daarom voor het eerst Bist Du Bei Mir erop: een oude Duitse aria die in de afgelopen honderd jaar vaak op de lessenaar heeft gestaan van de fanfare en daarom thuishoort op zo’n jubileumconcert. Maar vanavond lijkt iemands hoofd ernaar te staan, eerlijk gezegd die van mij ook niet. We hebben onze handen vol aan de stukken voor het promconcert. Daarnaast word ik niet echt enthousiast van dit oude Duitse muziekstuk. Er zit weinig uitdaging in. Het heeft op zich een mooie melodie, maar het is een typische aria: de melodie wordt tot in den treuren herhaald.
En nu, tijdens Bist Du Bei Mir, is er dus, totaal onverwacht, die muzikaliteit en die totale aandacht voor elkaar. Ik weet dat het voor sommigen een beladen stuk is. Het is vorig jaar, net voordat ik bij het orkest begon, gespeeld op de begrafenis van de vader van de baritonist. Bij haar en haar alt saxofoon spelende zoon begrijp ik dat het stuk wat losmaakt. Maar dat verklaart niet waarom ik het hele orkest nu tot leven zie komen.
Binnen handbereik speelt de bugelist gevoelig en warm de melodielijn, en dit keer zonder grappen en grollen tussendoor. De ondersteunende noten zitten vol bezieling. Ik verbaas me over wat ik hoor van de trombonist. Ik wist niet dat hij dit in zijn mars had. De slagwerker stuurt het ritme strakker aan dan ik hem ooit heb zien doen. Ik zie de hoornist en tenor saxofonist samen op mijn slag ademhalen. Daarbij heb ik even, en voor het eerst in een jaar tijd, oogcontact met de hoornist. Er gebeurt nog veel meer dan ik kan beschrijven en bevatten, en het is allemaal even muzikaal.
Het gekke is: ik heb helemaal niet het gevoel dat ik aan het dirigeren ben. Waar ik aan het begin van de repetitie aan het harken was, laat ik nu slap mijn armen meebewegen op wat de muzikanten doen. Voor de vorm geef ik een paar dingen aan, maar eigenlijk is dat niet nodig. Ik leid niet, de muziek en het orkest leiden zichzelf. Is dit de magie van muziek? Dat ongrijpbare waar in de opleiding over gesproken werd, maar wat ik vaak te zweverig vond en waar ik dus niet zoveel mee kon? Zou het toch bestaan?