Van melkboer tot moderne supermarktmanagers
Jos de Blank
Anno nu zijn het twee grote Jumbo-supermarkten met elk rond de tweehonderd medewerkers. Anke leidt de winkel in Heesch en Bas het filiaal in Apeldoorn. De kiem voor dit moderne familiebedrijf werd ruim zestig jaar geleden gelegd door opa Bert. Toen hij voor het eerst als zelfstandig melkboer door de straten van Lith ging.
Het is één van de openingsscènes van de film Dorp aan de Rivier. De dokter rijdt de dijk op en groet daarbij de man op de bok van een tegemoetkomende hoogkar. Die man is Bert Wiegmans. En het meest bijzondere is nog dat Bert daarbij in werkelijkheid zijn eigen paard passeert. Het paard dat normaal de melkwagen van deur naar deur trekt.
Met deze anekdote begint het gesprek met Anke, Trudy en Tonnie Wiegmans. Meteen ligt dat eerste verhaal al op tafel. Het is midden vijftiger jaren en Lith is het levende decor voor de speelfilm Dorp aan de Rivier. Die dag staan de opnames van de dokter te paard op het programma. Maar het geselecteerde rijdier blijkt totaal andere plannen te hebben. Resultaat is een acteur in doodsangst op een hol slaande knol. “Dus moest er een ‘zeeg pèrt’ worden gezocht. En dat was het paard van ons pap natuurlijk helemaal. Die liep uit zichzelf van het ene huis naar het andere”, weet Tonnie uit de overlevering. Zo kwam het paard van melkboer Bert op de titelrol, voor een leuk bedrag per dag. En zelf mocht hij figureren in de beginscènes.
De kiem van het Lithse bedrijf van de familie Wiegmans werd trouwens iets eerder gelegd: in 1956 bij de komst van Bert naar de Coöperatieve Zuivelfabriek De Maaskant. Vanuit de ouderlijke boerderij stak hij de straat over om voor de fabriek de melkwijk van Albert van Geffen over te nemen. Bert ging met paard en kar van deur tot deur en haalde bij de mensen binnen de lege melkkannen op. Die werden dan vanuit het grote vat achter op de wagen bijgevuld. Bert kwam dus letterlijk bij de mensen thuis. Bij elk adresje ging hij naar binnen en dan was er altijd wel tijd voor een praatje. Toen was het sterke sociale gemeenschapsgevoel al volop aanwezig. Iets wat bij de latere generaties duidelijk bleef bestaan.
In de jaren zeventig sloot de zuivelfabriek en werd Bert’s dienstverband omgeruild voor een bestaan als zelfstandig ondernemer. “Natuurlijk was dit een flinke stap voor ons pap en ons mam. Opeens deden ze alles voor eigen rekening. Er moest bijvoorbeeld een eigen bestelbus komen en over die investering werd natuurlijk flink gewikt en gewogen.”, vertelt Tonnie. Dat eerste voertuig was trouwens een driewieler. “Die op zijn kant ging als je te hard de bocht nam. Iets wat regelmatig gebeurde.”
Daarom zat het kersverse ondernemersechtpaar ook erg in de maag met reparaties aan dat eigen voertuig. Tonnie: “Dus stapte ons pap naar Jan Smits senior. Om te vragen hoe hij dat moest gaan doen. En Jan zei meteen: Bert, als er iets mee is dan kom je gewoon hiernaartoe. Daarom was de wagen regelmatig in de garage van het busbedrijf te zien. Waarbij er trouwens niet afgerekend hoefde te worden. Een lekkere sigaar was genoeg. Die zat Jan Smits, om de zoveel tijd, bij ons in de kamer een sigaar te roken. Of hij stopte de sigaar in de binnenzak met de woorden: dit is zo’n goeie sigaar, die rook ik op zondag.” Deze ‘afspraak onder heren’ heeft overigens lange tijd stand gehouden, waarbij verschillende typen busjes de revue passeerden.
De overgang naar de grotere winkelwagen was een volgende stap. Langzamerhand kregen de melkproducten namelijk gezelschap van blikken soep van Unox en andere producten. Het betekende dat het vervoer in afmetingen mee moest groeien. De aanvankelijke aanhangwagen werd een winkelwagen van zes meter en – nog iets later – acht meter. En het assortiment in de schappen groeide mee. “Er kwam ook het besef dat het slimmer was om niet meer bij elk huis naar binnen te gaan. De wagen stopte op een punt in de straat en de klanten kwamen naar je toe.” Thuis aan de keukentafel ontving Truus daarbij steeds meer leveranciers, die hun waren kwamen presenteren. Zo konden de wagens na een lange dag weer goed gevuld worden met de benodigde artikelen.
Die aanvulling was noodzakelijk omdat naast het wagenpark ook het gebied flink groeide. Toen de melkboer in Lithoijen stopte, werd dat gebied door Wiegmans overgenomen. Zo ging het ook met andere wijken in Lith, Teeffelen en Maren-Kessel. “Op een gegeven moment ging het om een gebied van Gewande tot vooraan in Oss. Er reden twee wagens, waarbij bijvoorbeeld ome Kees en Frans Ruijs met de andere wagen op pad gingen”, aldus Tonnie. En als zeventienjarige raakte hij zelf bij het bedrijf betrokken. “Niet dat ik dat als toekomstplan had. Sterker nog, op een gegeven moment heb ik tegen ons pap geroepen dat hij de wagens voor mijn part in de Maas kon rijden. Maar omdat het eerste jaar van de meao niet echt lukte, ben ik er toch mee verder gegaan.” En hij is er – zoals dat weleens gezegd wordt – gaandeweg mee vergroeid geraakt.
Om aan de wensen rond assortiment en prijzen te blijven voldoen, sloot de familie Wiegmans zich op een gegeven moment aan bij de SRV-organisatie. Dat was het einde van leveranciers aan huis. De bestellingen werden centraal doorgegeven en met vrachtwagens vervoerd naar de Hertog Janstraat. Toch zijn er wel herinneringen aan bijvoorbeeld de snoepverkoper die nog steeds zelf kwam aankloppen. Het waren de ontwikkelingen die doorgingen tot tegen de eeuwwisseling. In de tijd hadden Tonnie en Trudy het bedrijf intussen overgenomen van Bert en Truus. En met het jaar 2000 in zicht, bleek het tijd om wat ingewikkelde knopen door te hakken.
De rijdende winkel leek namelijk zijn beste tijd te hebben gehad. “De jaren dat er altijd wel iemand thuis was en je nooit tevergeefs in de straat stopte, waren langzamerhand voorbij. Mensen kozen ook steeds meer voor de supermarkt”, vertelt het opvolgende ondernemersechtpaar. Het zorgde ervoor dat ze zich breder gingen oriënteren op de toekomst. “Daarbij hebben we bijvoorbeeld serieus gedacht over de overname van de supermarkt in Lith. Ondanks negatieve adviezen hebben we ook echt een bod gedaan. Achteraf gezien is het maar goed dat dat toen niet geaccepteerd is.” Ze geven eerlijk aan dat ze in die tijd nog geen goed zicht hadden op allerlei commerciële signalen en visies.
Die ervaringen zijn gekomen tijdens ‘stages’ binnen de toenmalige C1000-organisatie. Omdat de rijdende winkelwagen toch iets heel anders is dan het runnen van een supermarkt, volgden Tonnie en Trudy de leerschool van de praktijk. “Trudy is achter de kassa begonnen en ik ben schappen gaan vullen. Gewoon om het hele vak vanaf de basis te leren kennen. Maar wel met het idee van een toekomstig eigen bedrijf”, vertelt Tonnie. Uiteindelijk kwam de kans toen de C1000 in Heesch werd aangeboden voor overname. Met hun inmiddels opgebouwde kennis en inzicht in marktgebied en -ontwikkelingen stapten ze gedecideerd in dit avontuur. Een stap die absoluut werd beloond. Intussen staat er – ingrijpende verbouwingen en moderniseringen verder- een bloeiende zaak aan de Heesche Schoonstraat. Een supermarkt die nu het geel-zwarte logo van de Jumbo draagt.
Deze supermarkt wordt sinds vier jaar geleid door dochter Anke. En zoon Bas blijkt leiding te geven aan de Jumbo Wiegmans in Apeldoorn. Hoewel de signalen er in eerste instantie niet waren, zijn twee kinderen van Tonnie en Trudy daadwerkelijk ‘het vak’ in gegaan. Anke: “Ons pap vertelde net over dat hij vroeger nog net zo lief de winkelwagens in het water zag rijden. Dat gevoel had ik in het hele begin eigenlijk ook. Het leek me helemaal niks om dit vak te gaan doen.” Broer Bas zat in feite op dezelfde lijn. En toch kwamen ze na verschillende opleidingen en banen in het spoor van de familietraditie. Met uiteindelijk een zeer bewuste keuze voor een toekomst als supermarktondernemers binnen de Jumbo-keten.
Samen met zijn dochter benadrukt Tonnie dat het werk in de tijd heel anders is geworden. “In mijn tijd liep ik regelmatig zelf met de schrobmachine door de gangpaden. Wij waren gewoon nog vaak bezig op de winkelvloer. Anke en Bas zijn veel meer ‘manager’. Dat moet ook wel als je bijna tweehonderd mensen voor je hebt werken.” Binnen bedrijven van deze omvang gaat het er vooral om de talenten van de je medewerkers zo goed mogelijk te benutten en in te zetten. Dat geeft je meteen fijne ruimte om ook met andere zaken bezig te zijn.
Want het sterke sociale gemeenschapsgevoel zit in de genen van de familie Wiegmans. Het speelde en speelt voor alle drie de generaties een zeer belangrijke rol. Zo komt de naam Wiegmans regelmatig voor op de ledenlijsten van allerlei verenigingen en verbanden. Tonnie herinnert zich bijvoorbeeld nog goed de besprekingen over het gezamenlijke sportpark voor voetbalclubs en KPJ. Anke stond een paar weken geleden nog op het podium van MFA De Snoeck om de muziekdag van de KBO te presenteren. En ze zijn alledrie in de voetsporen van bassist Bert bij de fanfare getreden. Voor Tonnie en Bas was dat een tijdelijk avontuur maar bij Anke staat de sopraansax nog steeds klaar voor gebruik.